Carel Everhard over de Onderwijswet 1857
'Ik geloof, men wenst scheiding van der jeugd af, maar naar mijne overtuiging is daarvan het noodzakelijk gevolg, dat men elkander niet leert kennen en dus nimmer leert vertrouwen. De afzonderlijke school moet leiden tot meerdere scheiding tussen de gezindheden en daardoor tot minder verdraagzaamheid. Dit acht ik nadelig.
Bij de eisen, welke door de overdreven kerkelijk gezinden bij verschillende gezindheden, hoe langer hoe meer worden aangedrongen, zou ik het betwijfelen, of vrijheid van onderwijs in het staatsbelang kan worden toegestaan, zo de Staat niet de gelegenheid verschaffe voor wetenschappelijke vorming en opleiding voor degenen onder alle gezindheden, die wensen, dat hunne kinderen niet in overdreven begrippen worden opgevoed.'
Van Nispen van Pannerden betwist, dat deze gemengde school een 'godsdienstloze' moet zijn. Het vraagt den onderwijzer niet leerstukken van den godsdienst te ontwikkelen. Dit blijve overgelaten aan het huisgezin en de godsdienstleraren. De onderwijzer leide op tot godsvrucht, deugd en plichtsbetrachting, dan is het onderwijs niet ongodsdienstig. Wie meer verlangen, wensen misschien terug te gaan tot den tijd, toen men verkondigde, dat alleen de kerk bevoegd was onderwijs te geven. 'Die tijden zijn gelukkig in het vaderland en in de meeste beschaafde landen voorbij.'
Men ziet, het is een betoog, dat ook de 'palstaander' voor de openbare school niet gemakkelijk zal kunnen verbeteren. En al denken niet allen gelijk deze Van Nispen, van de katholieken heeft de openbare school voorlopig niet veel te vrezen. Dit zal eerst gaan veranderen over een jaar of tien, als de Nederlandse bisschoppen in navolging van den paus die school een onverzoenlijke strijd hebben aangezegd.
Professor Mr. P.J. Oud, Honderd jaren, een eeuw van staatkundige vormgeving in Nederland, 1840-1940, blz. 58-59