Broedertwist tussen Jan en Carel Everhard
Het verschil van mening over de lagere onderwijswet van 1857 ging over in een ruzie. Willem III kwam, naar aanleiding van het verwijt van Jan van Nispen van Sevenaer dat "nu de Koning de protestantse natie nauw aan het hart voelde, de katholieken blijkbaar tweederangs burgers waren", naar Zevenaar toe om dit "misverstand" uit de wereld te helpen.
Bij wie van beiden moest de Koning komen? Wiens vrouw zou aan de rechterhand van de Koning mogen zitten?
Jan van Nispen van Sevenaer meende dat hij de meeste rechten had, omdat hij districtscommisaris was. Bovendien was hij de oudste en kwam de Koning naar aanleding van zijn opmerking naar Zevenaar. Carel Everhard van Nispen tot Pannerden meende dat hij de meeste rechten had op grond van het feit dat hij burgemeester was en zitting had in de Eerste Kamer.
Een commissie, bestaande uit burgemeesters uit naburige gemeenten, stelde Jan van Nispen van Sevenaer op beide punten in het gelijk. De Koning zou naar Huis Sevenaer komen en de vrouw van Jan zou plaatsnemen aan de rechterzijde van de Koning.
Hierop weigert Carel Everhard - in de hoedanigheid van burgemeester - de weg van Arnhem naar Zevenaar te laten herstellen. Tot leedvermaak van Carel Everhard bleef de Koning met zijn rijtuig in het poortgebouw van Huis Sevenaer steken. De wagen verloor een wiel, zodat de Koning werd gedwongen verder te voet gaan naar de ingang van Huis Sevenaer. Aan tafel viel geen onvertogen woord, maar toen de Koning vertrokken was, verdween ook de vrede tussen beide gezinnen.
Bron: Het geslacht Van Nispen, F.K.M. van Nispen tot Pannerden, 1986, blz. 48-49