Van Nispen, Jonkheer of Baron
Baronsknopen
In de familie is de vraag “weet jij waar de baronsknopen zijn gebleven?” een bekend terugkerend fenomeen.
Af en toe komt het verhaal van de aanspraak op de baronnentitel weer boven. Zo werd in 2004 uit de nalatenschap van Dof van Nispen tot Pannerden een meubeltje aan een opkoper verkocht, maar daarin zaten nog een aantal baronsknopen. Een winkel in Amsterdam bood die knopen aan, maar mijn broer Maarten die in Amsterdam woont kon deze knopen voor de familie weer veilig stellen.
Deze baronsknopen lijken op de gewone gouden knopen met het Van Nispen wapen er op, maar zijn iets groter. De knopen waren bedoeld voor de jas van de koetsier. Ja, de knopen zijn het tastbaar bewijs van een ijdel verleden in de familie. Vandaag de dag zouden we zeggen “het gaat nergens over”, maar in de 19de eeuw was de baronnentitel essentieel voor huwelijken op stand en een gelijkwaardige relatie met de oud-riddermatige adel op de Gelderse landhuizen.
Het centrale gezag bepaalt de adelstand
Volgens de grondwet van 1814 verhief Willem I als soevereine vorst in de adelstand en daaraan verbonden de benoeming in de Ridderschap. Benoeming in de Ridderschap betekende niet alleen een verheffing van de persoonlijke maatschappelijke positie maar ook invloed op het provinciaal en nationaal bestuur. Om de vertegenwoordiging van de Ridderschap in het provinciaal bestuur snel te kunnen regelen, ontvingen alle adellijke families, waarvan de titel nog niet was vastgesteld, eerst het predikaat jonkheer. Vervolgens mochten de adellijke families aantonen dat zij recht hadden op de baronnentitel.
Door de haast om de staatsrechtelijke positie van de edelen vast te stellen, ontstond er enige onduidelijkheid tussen de mogelijke toekomstige aanspraken op de baronnentitel en het feitelijk gebruik van de baronnentitel door de edelen in de provincie. In het Oost-Nederland was men in het dagelijks leven onder invloed van de Duitse adel de titel van baron gaan voeren, zoals blijkt uit diverse briefhoofden, doopregisters en huwelijksannonces.
Jonkheer of baron
Carel Herman, stamvader van de takken Pannerden en Sevenaer, noemde zichzelf Baron de Nispen de Pannerden, zoals te zien is op zijn grafsteen naast de ingang van de Katholieke kerk in Zevenaar. Wellicht noemde Carel Herman zich niet alleen baron vanwege de invloed vanuit Duitsland, maar ook omdat zijn oom Jacques Henri in 1762 als baron de Nispen in de Franse adel was opgenomen.
De Hoge raad van Adel bepaalde voor alle ridderschapsleden zonder riddermatige afkomst dat zij konden volstaan met het lichten van een acte van bewijs. De acte van bewijs diende vóór 1 mei 1817 bij de secretarie van de Hoge raad van Adel ingeleverd te zijn.
In het Koninklijk besluit van 26-1-1822 werd bepaald dat een ieder waarvan de adeldom of titel nog niet was erkend zich binnen een termijn van 6 maanden tot de koning kon richten. De titel werd voor de oud baronale geslachten Van Hövell, Van Voorst, Van Dorth en van Hugenpoth als nog erkend, maar de familie Van Grotenhuis en Van Nispen bleven uiteindelijk zonder titel.
Waarom de Van Nispens geen acte van bewijs wilden lichten is gissen. Sommigen beweren dat Carel Herman het recht op de jonkheer titel verkoos boven het gunstbewijs van de baronnentitel. Frans schrijft dat de aanspraak op de baronale titel bij eerstgeboorte (vide Wapenregister van de Nederlandse adel) uiteindelijk is stukgelopen op het feit dat de heerlijkheid Pannerden, waarop de aanspraken waren gebaseerd, niet aan de eerste zoon (Jan), maar aan de tweede zoon (Carel Everhard) is toegevallen. Jan had al het Huys Sevenaer als een verlaat huwelijksgeschenk van zijn vader gekregen .
Titels die voorbijgaan
De families Van Grotenhuis, Van Nispen en Hoevel volgden soms niet de officiële regeling van het centrale gezag in Den Haag en gebruikten de baronnentitel nog wel eens in annonces zoals de gewoonte was op het Gelders platteland. De statuur van deze landjonkers in Oost-Gelderland was ten slotte gelijk aan die van de oud-riddermatige families in naburige landhuizen.
Persoonlijk heb ik altijd gemeend dat de baronnen aspiratie een persoonlijke ijdelheid was van enkele van mijn voorvaders, maar nu weet ik door het artikel van de heer Lindeijer dat het vooral een tijdgeest betrof en een regionaal historisch gegroeide gewoonte, die in de loop van de 19de eeuw verdween zoals een boom in de herfst haar bladeren verliest.
Een hele opluchting dus dat de familie Van Nispen niet de enige familie was die in de 19e eeuw probeerde de baronnentitel te voeren. Zij waren dus niet anders of gekker dan de families waarmee zij geparenteerd waren.
Bronnen:
Van oude adel; de titels die voorbijgaan, Drs. M.J.F. Lindeijer, 1993
De van Nispens en Bergh in de 18e en 19e eeuw, A.J.M. van Nispen tot Pannerden, 1969, blz. 17, § 1