Wipneus en Pim

De boekjes Wipneus en Pim werden geschreven door vijf opeenvolgende broeders van een klooster in Maastricht.  ‘Ook dicht bij huis, en wel in het klooster, gaf hij zijn ogen altijd goed de kost en zo schiep broeder Gregorio menig kabouter naar het evenbeeld van hem omringende paters', zo lezen we in een interview in het Algemeen Dagblad van 21 oktober 1986.

De relatie van het boekje ‘Wipneus en Pim bij de Trappertjes’ met het kloosterleven wordt al gesuggereerd door de titel. In de levenswijze van de Trappertjes herkennen we allerlei elementen uit het Trappistenleven. Zo horen we dat de Trappertjes vroeg naar bed gaan en 's nachts om half vier opstaan, en dat ze dan door het luiden van een grote bel gewekt worden.  Maar zelfs de bewoners van het rijk van de Trappertjes zijn te herkennen. Koning Prikkie is natuurlijk Dom Amandus Prick, sinds 1956 abt van de Trappistenabdij. Wipneus en Pim worden welkom geheten door Sebastiaan, die voor de gasten moet zorgen en ze hun kamer wijst. Iedereen die ooit enkele dagen in het gastenkwartier van de Tegelse Trappistenabdij heeft doorgebracht, weet dat de gastenpater Dom Sebastiaan Evers heet.

Ook ontmoeten Wipneus en Pim trapper Ivo. 'Hij is de helper van Sebastiaan en die twee kunnen het samen best vinden. Trapper Ivo is heel lang en hij praat met een hoge stem'. De beschrijving past voortreffelijk op de Tegelse gastenbroeder Ivo van Nispen tot Pannerden.  “Onder het eten krijgt Baas Ui alles over de toverpen te horen. De man luistert met open mond en vergeet helemaal om de lekkere pap op te eten, die trapper Ivo heeft opgeschept.”